Het wetenschappelijke bevolkingsonderzoek naar de vroege opsporing van hart- en vaatziekten.

Achtergrond onderzoek

Hart- en vaatziekten
Hart- en vaatziekten (HVZ) zijn een belangrijk gezondheidsprobleem in Nederland. Ondanks dat de sterfte aan HVZ de afgelopen decennia sterk is gedaald, stierven er in 2012 nog altijd ongeveer 39.000 Nederlanders aan HVZ.

Screening op HVZ wordt steeds meer gezien als veelbelovende preventiemaatregel. Het systematisch vroegtijdig opsporen (screening) en behandelen van een verhoogd risico op HVZ heeft als doel om de ontwikkeling van HVZ te stoppen dan wel te vertragen bij personen zonder eerder gediagnostiseerde HVZ.

Er is nationaal en internationaal veel behoefte aan degelijk fundamenteel onderzoek naar de (kosten)effectiviteit van de vroege opsporing van een verhoogd risico op HVZ in het verlagen van ziekte en sterfte aan coronaire hartziekten. De kennis die we nu hebben is enkel gebaseerd op cohort-studies. Grootschalige RCTs ontbreken momenteel nog.

Risicoschatting in de praktijk
De meest bekende en gebruikte risicomodellen voor het berekenen van de kans op (niet-)fatale HVZ zijn de Systematic Coronary Risk Evaluation (SCORE) (Conroy 2003) en de Framingham Risk Score (FRS) (Wilson 1998). In de Nederlandse huisartsenpraktijk wordt gebruikgemaakt van de NHG-richtlijn cardiovasculair risicomanagement. Deze richtlijn bevat een op de SCORE gebaseerde risicotabel waarmee het 10-jaarsrisico op ziekte en sterfte aan HVZ geschat kan worden. Belangrijk hierbij is dat deze risicomodellen niet zijn ontwikkeld voor screeningsdoeleinden. Fundamenteel onderzoek hiernaar ontbreekt momenteel nog.

Een belangrijke beperking van deze risicomodellen is dat er veel beroertes en coronaire hartziekten optreden in individuen die met behulp van deze traditionele risicomodellen geclassificeerd worden als personen met een matig 10-jaarsrisico op sterfte, waardoor deze niet in aanmerking komen voor behandeling (onderbehandeling). Daarnaast worden er mensen behandeld die op basis van hun kalkscore geen behandeling zouden hoeven te krijgen (overdiagnose/overbehandeling). Voor 40-50% van de mensen blijkt dat er onzekerheid bestaat over de behandeling. Dit geeft het belang van het verbeteren van de risicostratificatie aan.

Coronaire calcificatie
Er zijn voldoende aanwijzingen dat de mate van coronaire calcificatie (kalkscore) het risico op HVZ beter kan voorspellen dan de huidige risicomodellen (Budoff 2010, Erbel 2010, Oudkerk 2008, Polonsky 2010, Rozanski 2011)

De mate van coronaire calcificatie kan worden bepaald met behulp van een Agatston score, waarmee het risico op coronaire hartziekten wordt ingedeeld in ‘laag’ (Agatston score <100), ‘hoog’ (Agatston score 100-399) of ‘zeer hoog’ (Agatston score ≥400). Uit de literatuur blijkt dat deze zogenaamde kalkscore een onafhankelijke voorspeller kan zijn van coronaire hartziekten en sterfte (Nasir 2012). Een kalkscore van 0 (afwezigheid van coronaire calcificatie) betekent bovendien een zeer laag risico op het ontstaan van coronaire hartziekten (Oudkerk 2008).

 Polonsky tabel

 (Polonsky, 2010)

 

Screening en behandeling
Het is vooralsnog onbekend of screening in een asymptomatische populatie bijdraagt in het terugdringen van de ziekte en sterfte aan HVZ. Daarnaast is er onvoldoende literatuur of de huidige risicoschatting (SCORE) dan wel het meten van coronaire calcificatie (kalkscore) geschikt is als screeningsinstrument in het vroegtijdig opsporen van HVZ in de algemene asymptomatische populatie. Beide methoden hebben potentie om als screeningsinstrument toepasbaar te zijn, maar fundamentele studies ontbreken.

Om te bekijken of screening op een verhoogd risico op HVZ (kosten)effectief is, en zo ja, welke screeningsmethode (SCORE of coronaire calcificatie) hiervoor het meest geschikt is, is het ROBINSCA-onderzoek opgezet, waarbij gebruik wordt gemaakt van een 3-armige studieopzet.

Grootschalige RCTs zijn nodig om te kunnen bepalen of screening (m.b.v. klassieke risicofactoren òf kalkscore) kan bijdragen tot reductie in HVZ gerelateerde morbiditeit en mortaliteit. Informatie over de balans van potentiele voordelen (verlaging ziekte en sterfte aan HVZ, daling ziekenhuisopnames, gewonnen levensjaren) en nadelen (overdiagnose/overbehandeling, fout-positieve screeningsuitslagen e.d.) is hierbij een belangrijk doel van een dergelijke studie.